De gemoederen geraken verhit. Een vrouw op de voorste rij keert zich om en schenkt me een nerveus glimlachje. De man naast haar wordt rood. Hij zoekt luidop naar voorbeelden die zijn mening staven. De man vooraan onderbreekt hem.
‘Dus je hond is wel je beste vriend, maar je beschouwt hem niet als je gelijke.’
‘Nee, uiteraard niet,’ antwoordt de rode man, betrapt. ‘Een hond blijft maar een hond.’
We komen samen voor een lezing over honden. Vermoedelijk denkt een deel van het publiek gratis aan praktische tips te komen over het afleren van dat vervelende geblaf bij het raam, of dat krabben aan de deur.
Teleurgesteld is meneer, nu duidelijk wordt dat het doel van de lezing er niet om draait hoe we onze honden laten buigen naar onze verwachtingen. Verontwaardigd is meneer, nu de hondenwelzijnsadviseur, die trouwens een behoorlijke pluim verdient, oppert om te starten bij een gezonde, eerlijke, gelijkwaardige relatie tussen mens en hond.
De verbaasde blikken deden al de ronde wanneer het begrip ‘baasje’ in vraag werd gesteld.
‘Ik ben het baasje van Mira’, zeggen de mensen dan. Of ‘als baas bepaal jij wanneer je hond eet’, zegt de trainer. Wat als we nu eens afstappen van zulk een ongezonde houding die stinkt naar slavernij. Wat als we starten met onze honden als gelijkwaardige wezens te beschouwen. Wezens die net als wij in staat zijn tot het ervaren van emoties. Wezens die net als wij in staat zijn tot het ervaren van liefde. Wezens die, kortom, van ons kunnen houden, en wij van hen.
Wat als je jezelf vandaag eens niet beschouwt als baas van je hond, maar als zijn beste vriend. Iemand waarop hij kan vertrouwen. Iemand die zijn veiligheid waarborgt. Iemand die de controle op zich neemt, omdat jij degene bent die de menselijke omgeving waarin je leeft, het beste kent en kan inschatten. Niet meer en niet minder dan dat.
‘Als ik mensen over hun honden hoor spreken als hun kinderen,’ zegt de rood aangelopen man nu, ‘dan krijg ik daar de kriebels van’.
En plots heb ik er genoeg van. Van die denigrerende houding tegenover honden. Omdat het maar beesten zijn. Genoeg heb ik, van mensen die hun soort als superieur beschouwen, gewoon omdat ze mensen zijn.
Ik had me voorgenomen om een stille toeschouwer te zijn, maar natuurlijk faal ik erin. Het is geen wijze trainerspraat, maar een rauwe, diepe verontwaardiging die zich in me losmaakt. Ik roep: ‘Mijn honden zijn mijn kinderen!’
Het is waar. Ik ben het soort mens dat haar honden als haar kinderen beschouwt. Mijn honden kunnen me aankijken, en ik weet wat ze willen, zonder dat ze daarvoor vervelend moeten doen. Mijn honden en ik begrijpen elkaar, kennen elkaar, kunnen spreken met elkaar, zonder woorden. Niet omdat ik hen heb overladen met associatieve gehoorzaamheidstraining, maar omdat we naar elkaar kijken, en luisteren. Omdat we elkaar zien zoals we zijn, met al onze beperkingen en troeven.
Ik hoef niemands baas te zijn, en niemand hoeft mijn onderdaan te zijn. Zolang we elkaar verstaan, elkaar vertrouwen en elkaars grenzen respecteren, werken we samen.
In alle jaren die ik binnen de hondentraining actief ben, heb ik vele trainers aangehoord. Ik heb vele boeken gelezen en vele lessen gevolgd. Mijn beste leermeesters echter, blijven de honden zelf. Zij leren me dat de basis voor een goede hond-mens relatie ligt in wederzijds respect, vertrouwen en duidelijke communicatie.
Zoals de welzijnsadviseur zei: als we de verpakking wegnemen van een hond, dan blijft er een volwaardig wezen over dat in staat is tot denken en het ervaren van emoties. Een wezen dat niet meer of minder waard is dan wijzelf.
Bedankt, David Pithie, om deze ideeën te (durven) delen.