‘Gratis gedragstest’ werd er geadverteerd. Mensen die pas een hond hadden geadopteerd, of mensen die hun viervoeter al jaren hadden. Hoe zou mijn hond scoren op zo’n test? Ik hoorde hen het denken, want ik dacht het ook.
Zo’n zes jaren geleden startte ik intensief met hondentraining en gedragstherapie. Vanaf dag één werd mijn hand gehouden door mijn hondse mentor Scout. En toch laat ik me soms verleiden door iets waarvan mijn buikgevoel zegt ‘walk away, Ineke, walk away.’ Als compromis bleven we even staan kijken.
De omgeving was lawaaierig. Op enkele meters vandaan stond een springkasteel met hoppende en gillende kindjes. Iets verderop stonden tafeltjes waaraan dames met blaffende gezelschapshondjes zaten. Op een radius van twee meter van de gedragstest, liepen honden van allerlei slag en ras, met hun babbelende en starende mensen aan de leiband. Op de achtergrond wemelde het van de papegaaienkrijsen, en de lucht rook naar cavia’s.
De meeste honden liepen wat bedeesd langs hun mensen, met lage oren en een lage staart. Ze snoven wat aan het achterste van andere honden, zeiden vriendelijk gedag met hun neuzen, negeerden de geurende varkensoren, en passeerden weer.
Voor de test werden de honden in een hoek gedreven van drie vierkante meter. Er werd onder andere met klaphandjes in hun gezicht gekletterd. Dan ging er een reuze hand in badstof over hun kop en rug. Een jonge Stafford beet speels in het hand, en mocht dat. Een Galgo keek geërgerd weg van de klaphandjes, maar het gekletter ging door.
Ik keek naar Scout, en Scout keek naar mij. ‘Laat maar, jongen’, en we zochten een rustige plek op. Niet lang daarna kregen we gezelschap van de hond die mee de gedragstesten begeleidde.
Ik denk dat ze er genoeg van had.
Op mijn Amerikaanse stageplaats werden nieuw gedumpte honden geëvalueerd in een rustige, afgesloten ruimte. Er kwamen ook valse handen aan te pas, schrikeffecten en lichamelijk contact. Het gaf het asiel een idee over de ‘adoptablility’ van een hond. M.a.w. afhankelijk van de score, ging de hond naar een kennel of een lijkzak.
Waar geen rekening mee werd gehouden, waren de voorafgaande, eventueel traumatische ervaringen, de stress van het moment, of de (on)mogelijkheid van dit individu om zich aan te passen. Tien minuten kreeg iedere hond, om onwetend voor zijn leven te pleiten.
Als ik een hond was geweest, zou ik me ongetwijfeld geërgerd hebben aan die klaphandjes. Ik zou erin gebeten hebben. Granted. En waarschijnlijk gegromd als dat reuze hand me betastte. Mijn hondse ik zou gefaald hebben voor die gedragstest. In het asiel, had ik misschien een spuitje gekregen.
Dat zat ik te denken toen Scout, het andere hondje en ik naar die drukte zaten te staren. En ik besefte hoe flink mijn gezellen eigenlijk waren, want er boog net een man over ons heen, met een cavia op zijn arm.